In de eerste helft van 2011 onderging Nederland een zeer droge periode, wat leidde tot een opschaling naar de calamiteitenorganisatie bij Hoogheemraadschap Rijnland, die ruim drie maanden duurde. Deze situatie deed zich ook voor bij andere waterschappen. Een belangrijke vraag die naar voren kwam uit de evaluaties van deze droogtecalamiteit, en die ook tijdens de calamiteit zelf opkwam, was hoe de organisatie droogte als calamiteit kon borgen. Een calamiteit wordt normaal gekenmerkt door dreiging, onzekerheid en vooral urgentie. Gezien de duur van de droogte, de voorspelbaarheid, het milde verloop en de beschikbare expertise in de reguliere organisatie, rees de legitieme vraag of droogte wel aan deze voorwaarden voldeed.
Het project van de trainees onder leiding van Kris Spierings richtte zich op de organisatorische aspecten van het omgaan met droogte binnen de Rijnlandse organisatie. Het beoogde antwoord te geven op de vraag of droogte al dan niet als calamiteit moest worden behandeld en hoe droogte moest worden ingepast in de Rijnlandse organisatie. Het doel was om vóór een mogelijke nieuwe droogtecalamiteit, dus in het voorjaar, een antwoord te formuleren op deze vragen. Dit doel is bereikt. Omdat tijdens het project een methode is ontwikkeld die bruikbaar is voor de hele waterkolom, heeft het ook positief bijgedragen aan het imago van Rijnland als een betrouwbare en deskundige partner op het gebied van waterveiligheid.